Latin Emagazine
 
Het éérste online latin bladermagazine
in Nederland en België (v.a. dec 2009)

 
Cursus Spaans voor beginners:
Dit is een goede basiscursus voor iedereen die Spaans wil leren. U kunt er alle kanten mee op. Wilt u Spaans leren voor de vakantie, voor het werk of als hobby? Dan geeft deze cursus u een prima start. We gebruiken een interactieve lesmethode met veel oefenmateriaal. Tenslotte is een taal leren ook een kwestie van kilometers maken. Deze cursus wordt gegeven in Breda.
Spaans leren in Breda en omgeving?
Word ook gratis lid v/h Latin Emagazine!
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Het Latin Emagazine is helemaal gratis!
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Maximaal 1 bericht per maand
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Elke 5e of de 6e v/d maand in je inbox
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Uitschrijven is net zo simpel als inschrijven
 
 
Interview met: Estudiantina Ensemble
In de reeks van "Interview met" heeft het Salsa Info team bestaande uit Otto & Kati van Helden (Lago Latino), André Lambeck & Caroline Bergwerf (Latin Emagazine) diverse nationale en internationale artiesten geinterviewd. (2004 t/m 2006)

Noot: Wees er van bewust dat de inhoud van het interview is gedateerd.
terug naar index alle edities van het Latin Emagazine
Datum: 21 mei 2006
Waar: Cubamania Festival, Tilburg
Interview: Otto van Helden
Redactie: Caroline Bergwerf
Fotografie: Kati van Helden
Rubriek: Latin interviews
Otto van Helden
"Bestemming"
Zich onverschrokken in het salsagewoel mengen met een orkest dat het wat betreft slagwerk doet met timbales volgens een prototype anno 1900 en verder een repertoire bestaande uit danzones, danzonetes en boleros. Je moet maar durven… Waar andere orkesten het over het algemeen zoeken in sneller en heftiger om aan het danspubliek te appelleren, laat deze groep zich niet opjagen. Zij houden stevig vast aan traditie en subtiliteit. Toch weet het Estudiantina Ensemble hiermee respect af te dwingen. Niet alleen onder Nederlandse liefhebbers van Cubaanse muziek.
Het orkest heeft inmiddels een uitnodiging op zak voor het trova-festival, maart volgend jaar in Santiago de Cuba. Ook de november vorig jaar opgenomen demo-cd heeft inmiddels zijn weg naar Cubaanse radiostations gevonden. En wie hen heeft horen spelen, weet dat het geen uit de lucht gegrepen verhaal is dat zomers, wanneer zij aan het oefenen zijn, de buren in de tuin komen zitten om speciaal naar hen te luisteren. Voor hen is het oefenen reeds genoeg om zich te laten wegdromen naar een met ruisende palmen omzoomd Caribisch eiland. Motor achter dit opmerkelijke muziekgezelschap is Ricardo Bekema. Bij iemand die "Ricardo" heet, denk je onwillekeurig aan een Latino. Maar bij iemand wiens achternaam "Bekema" luidt, krijg je de smaak van Hollandse degelijkheid. Ricardo draagt beide elementen in zich. Hoewel geboren in Zaandam (1973) kreeg hij Surinaamse en Caribische muziek bij wijze van spreken met de paplepel ingegoten. Zowel zijn vader als zijn oom speelden in het toendertijd bekende Sonora Paramarera.

Het is daarom niet verwonderlijk dat zijn vader hem muzikaal wou scholen. Ricardo moest bij een Indische buurman gitaarles nemen. Voor een jongen van slechts zeven jaar oud was voetballen natuurlijk leuker dan het volgen van strakke muzieklessen. Die zijn er daarom op een goed moment bij ingeschoten. De aardigheid van het gitaarspelen is evenwel gebleven. Met leeftijdgenootjes optrekkend, verkende Ricardo langzaam het muziekspectrum. Pop, rock, blues, jazz, country, reggae… Alles passeerde zo'n beetje de revue. In een schoolbandje deed hij zijn eerste podiumervaring op. In muzikaal opzicht kabbelde het daarmee wat onbestemd verder. Een ding stond echter als een paal boven water. De bikkelharde muziekbusiness zoals hij die via zijn oom Steve Boston had leren kennen, was wel het laatste waarin hij verzeild wilde raken. Hoe gepassioneerd hij er ook mee bezig kon zijn, muziek zou bij hem nooit meer worden dan een warm gekoesterde hobby. Voor zijn professionele carrière sloeg hij daarom bewust een andere richting in, namelijk die van de elektrotechniek. Maar al dat onbestemd muzikaal gedobber kreeg opeens koers in 1992.

Directe aanleiding was de aanschaf van een cd van Cuarteto Patria. Het was een album met allemaal oude opnamen van het cuarteto toen Eliades Ochoa nog een jong broekie was. Verder is een aantal oude rotten te horen die - naar later bleek – tot de crème de la crème van de oude Trova artiesten moeten worden gerekend. Zo zijn muzikanten te horen zoals Armado Machado, Aristóteles Limonta en Pancho Cobas die later bij het grote publiek bekend werden als het Vieja Trova Santiaguera-gezelschap. Zelfs de "grote" Maduro van Quinteto de la Trova was op deze opnamen te horen en niet te vergeten Angel Almenares. Deze opsomming moet duidelijk maken dat het niet gaat om het Cuarteto Patria zoals wij het kennen van opnamen van dit gezelschap die in de afgelopen jaren op de markt zijn gebracht. De cd ademde daardoor vanaf de eerste noot een sfeer die Ricardo deed herinneren aan de Amsterdamse sociëteit "De Arend". In deze sociëteit voor Surinamers, verhaalden de oudere leden over vroeger en speelden ze op gitaren de muziek van toen. Deze oude mannen hadden in de beleving van Ricardo iets magisch. Het was de manier waarop zij met hart en ziel speelden. Volks, in hun gewone kloffie met een petje op, zonder sterallures, met een sjekkie en een glaasje pure whisky onder handbereik.

Zij speelden het rauwe echte werk, de blues uit Suriname. De toen elf jaar oude Ricardo observeerde deze mannen aandachtig. Hem boeide niet alleen waarover zij zongen, maar hun hele gelaatsuitdrukking en de levenservaring, die zij zo sprekend in hun muziek wisten te leggen. Naast de hele entourage daar omheen, was het 't patina van hun leeftijd, het authentieke van deze mensen dat op Ricardo diepe indruk maakte. Hij was al eens eerder op zoek gegaan naar deze indrukken van toen. Dat was tijdens een vakantie in Suriname. Hij kon het daar toen niet meer vinden en beschouwde het als verloren. Alles kwam opeens weer boven na het horen van de muziek van Cuarteto Patria. Ricardo was meteen verkocht. De cd markeert bij hem het startpunt van een verkenningstocht door de Cubaanse muziek. Al snel werden de bejaarde muzikanten van La Vieja Trova Santiaguera zijn oriëntatiepunt. Maar het bleef niet alleen bij verkennen; Ricardo's ambities reikten verder. Hij wilde precies diezelfde muziek gaan spelen met een eigen formatie. Om dit te verwezenlijken ging hij op zoek naar muzikanten die, net als hij, op een dergelijke wijze oude Cubaanse muziek wilden gaan spelen. Maar niet alle geesten waren daar op dat moment rijp voor. Dat veranderde echter snel door het succes van Ry Cooder met zijn Buena Vista Social Club. Toch kostte het hem ongeveer 4 à 5 jaar om zijn wens gestalte te geven. Een zwager kon hij nog charteren voor de conga's, maar de overigen moesten van buiten de vrienden- en kennissenkring worden aangetrokken. Advertenties in het blad "Via Via" brachten hem in contact met Leo Martis. Beide heren konden het goed met elkaar vinden en het project appelleerde aan de nieuwe richting die Leo wou inslaan.

Hun geesteskindje kreeg de naam "Los Compañeros de la Vida" mee. Leo draaide al veel langer in de latin scène mee, maar voor Ricardo werden het zijn eerste echte professionele optredens. Helaas was de formatie een korter leven beschoren dan de naam doet vermoeden. Door verschil van opvatting over de koers die moest worden aangehouden, viel de groep na een paar jaar uiteen. Terwijl de overige compañeros allerlei concessies deden aan de oorspronkelijke doelstelling in de hoop op nog meer succes, wou Ricardo van geen wijken weten en diepgang nastreven. Aanvankelijk kon hij niet goed benoemen wat hem daarmee nu precies voor ogen stond. Dat veranderde toen hij in 2001 kennismaakte met de muziek van Estudiantina Invasora. Het was de hele expressie, de doorleefdheid van de muziek en poëzie die hem trof. Ricardo's aandacht ging vooral uit naar de zanger van het gezelschap: Aristides Torres. Daarnaast trof hij in het gezelschap nog een bekende uit la Vieja Trova Santiaguero, namelijk Reynaldo Creagh. Dan was er Roberto Nápoles, die vanaf de oprichting van Estudiantina Invasora in 1927 de contrabas speelde.

Wat Ricardo ook fascineerde, was de curieuze instrumentatie. En daarmee kwam als vanzelf Roberto Vido in beeld, met de pauken. Dit bonte gezelschap vertegenwoordigde precies wat Ricardo met diepgang voor ogen stond. Hij had zijn bestemming gevonden. Helaas bleek in Nederland vrijwel niets over deze muziek te vinden. Al snel begreep hij, dat hij om deze muziek te doorgronden op locatie veldwerk moest gaan verrichten. Hij reisde naar Cuba om de muziek in haar authentieke omgeving te observeren. In Santiago de Cuba ging hij op zoek naar de tradities en artiesten. Zelfs daar bleek het een hele toer. Er bleek maar weinig van deze muziek te zijn uitgeschreven en vastgelegd. Zijn repertoire heeft hij dan ook hoogstpersoonlijk uit de schatkamer van deze muziek, het Casa de la Trova in Santiago de Cuba, gehaald. Aan de hand van oude opnames, gebrekkige partituren en gesprekken met de hoogbejaarde artiesten, is hij de muziek systematisch in kaart gaan brengen en gaan vastleggen. Eén reis bleek voor dit alles niet voldoende. Er volgden spoedig nog meer reizen en binnen de kortste keren was hij in het Casa de la Trova kind aan huis. In 2003 had hij voldoende kennis vergaard en ging aan de slag. Ricardo had geleerd. Hoezeer het ook voor de hand lag om de nieuwe leden in de latin scène te rekruteren, hij besefte dat hij juist met een grote boog om deze scène heen moest lopen.
Estudiantina Ensemble
Estudiantina Ensemble
Estudiantina Ensemble
Ricardo Bekema
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
Het uitbundige van de salsa is een veel latere ontwikkeling die in schril contrast staat met de veel ingetogener danzónmuziek. De twee muziekgenres zijn een soort anachronisme en Ricardo wilde er juist een punt van maken om zoveel mogelijk invloeden vanuit bijvoorbeeld die salsa buiten de deur te houden. Meer nog dan met Los Compañeros, wilde hij er voor zorgen dat de mensen waarmee hij in zee ging, een zelfde soort passie voor deze muziek zouden hebben als die waarmee hijzelf is behept. Muzikanten die geen verdere interesse hadden dan hun partijen goed te spelen, vielen af, ook al waren zij technisch nog zo goed. Om wel in het team te passen moest een muzikant een bepaalde diepgang willen nastreven. Het moesten muzikanten zijn, die zich met een zeker autisme konden afsluiten voor invloeden van buitenaf en wilden speuren in het verleden. Ook mochten ze niet te jong zijn. De muziek heeft een bepaald patina en dat moesten de muzikanten zelf ook uitstralen. Het bleek een hele toer om naast hemzelf nog zeven gelijkgestemde muzikanten te vinden die aan dit profiel voldeden. Zijn zwager trok al jaren samen met hem op, maar de overigen te vinden was bijzonder lastig. Het heeft alles bij elkaar bijna twee jaar geduurd voordat hij zijn Estudiantina bij elkaar had. Het acht man sterke ensemble is een bont, maar gemotiveerd gezelschap. Eerst nu kon hij beginnen om de door hem op Cuba verworven kennis over te dragen. Zijn huiskamer werd het verzamelpunt. Ook was er al een naam waaronder zij naar buiten zouden treden. Niet zomaar een naam natuurlijk. Die naam, Estudiantina Ensemble, is op zichzelf al een eerbetoon aan de muzikanten van hun grote voorbeeld, het Estudiantina Invasora. Ricardo wilde de naam echter pas gebruiken nadat hij daarvoor speciale toestemming had gekregen van de oude artiesten van het Casa de la Trova. Zij omarmden het initiatief van Ricardo en voelden zich op hun beurt vereerd.

Met eindeloos oefenen en repeteren duurde het geruime tijd voordat iedereen het zodanig in de vingers had dat hij met het orkest naar buiten durfde te treden. Vanaf dat moment kon hij metterdaad invulling gaan geven aan iets dat inmiddels was uitgegroeid tot een missie: het instandhouden van de estudiantina-traditie. Het eerste optreden buiten de familiekring was op Party Schip Lizboa aan de Veemkade in Amsterdam. Een kleine boot met een restaurant en een klein zaaltje. Zondagavond 11 september 2005 was voor de heren het uur der waarheid. Was salsa-Nederland rijp voor een dergelijk specialistisch project? Er werd een aantal mensen uitgenodigd waarvan zij vermoedden dat ze hun muziek wel zouden waarderen. Mond tot mond reclame moest de rest doen. Het was een spannend moment. Op de boot was ruimte voor 200 man. Uiteindelijk kwamen er uit het hele land meer dan 300 op af. Iedereen was enthousiast en het optreden kreeg uitstekende recensies. Ze hadden het dus bij het rechte eind. Maar ze waren ervaren genoeg om zich hier niet door te laten verblinden. Om het tot een succes te maken, moest er nog wel het één ander aan worden geschaafd. In plaats van op hol te slaan, gingen ze het juist wat rustiger aan doen. Ze doken de studio in om een promo-cd te maken. Verder gingen ze sleutelen aan de podiumopstelling van het ensemble. Daarnaast prikkelde het succes hen om nóg dieper in de materie te duiken. Met een kritisch oor luisterden zij voor de zoveelste keer naar het repertoire en de sound, want hier en daar moesten nog even de puntjes op "i" worden gezet. Wat betreft die puntjes zal het duidelijk zijn dat het voor Ricardo vooral gaat om de hele expressie en de manier van zingen. Die moet emoties oproepen.

Het moet op zulke momenten gaan om de energie en niet eens zozeer om de woorden. Wie wil, kan die later naspeuren op een moment dat zich daarvoor leent. Een compositie moet daarom een ‘danzón feel’ hebben en, zoals Ricardo het duidt, een creools Oriente-gevoel kunnen opwekken. Melodie en zangpartijen moeten daarbij een heel specifieke ritmiek hebben en terugvallen in het cinquillo-patroon. Ook mag een nummer geen hedendaagse (salsa-, timba- enz.) invloeden hebben ondergaan. Als het even kan, moet er materiaal beschikbaar zijn dat het mogelijk maakt het stuk in zijn meest oorspronkelijke vorm te kunnen spelen. Het repertoire voor het ensemble is daarom grotendeels geplukt uit de rijk gevulde ruif van het Casa de la Trova. Toch gaat het Ricardo niet om het spelen van uitsluitend deze oude nummers. Wat hem betreft mogen er ook meer recente nummers aan het repertoire worden toegevoegd, mits zij dat specifieke gevoel opwekken. Hijzelf wil hierin het voorbeeld geven en denkt er over om eigen nummers te gaan componeren. Ricardo wil er evenwel nog even mee wachten tot hij de materie wat meer beheerst. Ondanks de zorg die Ricardo in de reconstructie van het estudiantina heeft gestoken, is het niet de bedoeling dat het een statisch geheel blijft. Mensen en orkesten ontwikkelen zich. Een fraai voorbeeld in dit verband is het vermaarde Sonora Matancera. Ooit was ook dit orkest een estudiantina en heette in de eerste jaren van haar bestaan ietwat fantasieloos "Estudiantina Matancera". Pas later, na een reeks veranderingen waardoor het een conjunto werd, is het zich met de naam "Sonora Matancera" gaan tooien. Ricardo is zich van dit alles als geen ander bewust en beseft dat hij met zijn Estudiantina Ensemble aan het begin staat van een lange tocht. Een tocht die evenwel niet voorwaarts gaat naar een onbekende toekomst, maar één die achterwaarts gaat naar een vergeten verleden. Terug in tijd dus. Niet dat hij staat te trappelen om de bezetting of stijl te veranderen of aan te passen. Voorlopig is hij nog wel even met dit concept bezig. Toch wordt ondertussen de muziek al een beetje in de breedte verkend.

Zo is met een enkel nummer gesnuffeld aan wat Ricardo noemt de habanera-danzón, de meer ‘à la Havana’ stijl van spelen. Het experiment is goed bevallen. Toch is het nummer niet op het repertoire gezet omdat er nog het één en ander aan moet gebeuren. Verder ontkom je, om deze muziek volledig te doorgronden, niet aan een verkenning van de culturele context waarin deze is ontstaan. Door de creoolse elementen in deze muziek loop je daarbij al gauw tegen allerlei residuen van Afrikaanse roots en religies aan. Ricardo realiseert zich dat hij nog een lange weg heeft te gaan om ook dit allemaal in zijn essentie te doorgronden. Maar het blijft wat Ricardo betreft bij bestuderen en doorgronden. Hij heeft niet de ambitie zich ermee te identificeren en bijvoorbeeld het Yoruba-geloof aan te nemen. Het klinkt allemaal erg strak en specialistisch. Je bent daardoor snel geneigd te denken dat het slechts een beperkt aantal mensen zou kunnen interesseren. Toch is Ricardo ervan overtuigd dat er een markt voor is. Hij denkt daarbij zelfs aan een bredere markt dan alleen de latin scène. Dit omdat hij een verhaal te vertellen heeft. Afgezien daarvan is de muziek in zijn beleving toegankelijk voor zowel jongere als oudere mensen, of je kunt dansen of niet. De vele positieve reacties die hij de afgelopen maanden heeft gekregen, bevestigen wat hij altijd al had geweten: Nederland is klaar voor de Estudiantina traditie.
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
 
Estudiantina Ensemble
Voor de fijnproever:

Begrippen als "conjunto" en "charanga" zijn inmiddels algemeen bekend. Dit geldt in mindere mate voor de "estudiantina". De originele estudiantina-groepen waren vooral populair aan eind 19e eeuw. Ze speelden in traditionele universiteitsuniformen op buurtfeesten en andere festiviteiten, waarbij de Cubaanse volksversie van de danzónmuziek werd vertolkt. Typerend voor deze bezetting is het inzetten van diverse tokkelinstrumenten zoals de gitaar en contrabas, een enkele trompet, een slaginstrument - met name de zogenoemde paila criolla - en natuurlijk het op Cuba onontbeerlijke arsenaal aan kleine handpercussie-instrumenten (claves, maracas, güiro). Maar hoezeer Ricardo ook gefocust is op het instandhouden van deze estudiantina-traditie, toch zag hij zich om puur praktische redenen genoodzaakt een enkele concessie te doen.

Nu er gewoon akoestisch zou worden geoefend in de huiskamer had hij rekening te houden met zijn buren. Met het gros der instrumenten zou dat geen problemen opleveren. Hij voorzag die problemen wel met de trompet. In zijn estudiantia is dit instrument om die reden vervangen door een dwarsfluit. Tole Emmelot heeft de uitdaging opgepakt om dit instrument een eigen rol in deze bezetting te geven.

Hij beschikte echter niet over de 19e eeuwse Franse houten fluit die we kennen uit de charangamuziek maar over een modern twintigste eeuwse metalen variant. Om toch het authentieke Cubaanse geluid te kunnen benaderen, heeft hij via een Belgische collega een houten kopstuk stuk weten te bemachtigen waardoor de klank nu toch dicht in de buurt komt van dat van die Franse fluit. Geheel in stijl is de contrabas van Remus Aussen. Het imposante instrument is de honderd ruim gepasseerd en de tand des tijds heeft zo zijn sporen achtergelaten.

Het fragiele instrument is daardoor kwetsbaar en uit puur praktische overwegingen wordt het instrument bij optredens soms vervangen door een hedendaags elektrisch exemplaar. Het pièce de resistance is de paila criolla. Het instrument bestaat uit een statief dat twee klein formaat pauken moet ophouden. Deze pauken waren van oorsprong militaire trommen uit Europese legers. Vermomd als timpani hebben zij een plaats gekregen in de ensembles waarmee de lokale bevolking zijn amusementsmuziek speelde.

Rond de eeuwwisseling zijn deze timpani vervangen door een geïmproviseerde volkse uitvoering van dat instrument, die bekend werd onder de naam "paila criolla". Het exemplaar waar Dennis Acton op speelt, is een op Cuba vervaardigde replica van het stokoude instrument waar Roberto Vido op speelt.
     
Copyright: De inhoud van deze pagina, de daarin opgenomen gegevens, afbeeldingen, geluiden, teksten en combinaties daarvan en de programmatuur zijn beschermd door auteurs- en databankrechten. Deze rechten berusten bij Salsa Info/Latin EMagazine. Zonder schriftelijke voorafgaande toestemming van Salsa Info/Latin EMagazine is het niet toegestaan deze site of enig onderdeel daarvan te kopiëren.
 
© Latin-Emagazine.com is een uitgave van Salsa Info.nl - Breda - K.v.K. 17185253 | privacy | disclaimer | cookies | adverteren